Mijn kennismaking met naoorlogs Cambodja

Angkor Wat

Rond zeven uur ’s ochtends drink ik net als hoofdrolspeler Sam Waterston een verse cappuccino op het terras van het Angkor International Hotel, op nog geen steenworp afstand van het koninklijk paleis in Phnom Penh. Dit hotel vormde het decor voor de startsscène van de tragische film ‘The Killing Fields’. De kaskraker uit 1984 vertelt het verhaal van journalist Sydney Schanberg en zijn Cambodjaanse collega Dith Pran, maar bovenal is het een schets van de levensloop van miljoenen Cambodjanen die noodgedwongen moesten zien te overleven onder het hardhandige bewind van Pol Pot en de Rode Khmer van 1975-1978. 

In ‘The Killing Fields’ wordt journalist Sydney opgeschrikt door een bomaanslag op de straathoek van het Angkor International Hotel, maar nu ligt de wijk er rustig bij. Een verdwaalde tuktuk-chauffeur zoekt wanhopig naar klanten. De winkeleigenaar van Smart Mart trekt met moeite zijn jarenoude groene luifel omhoog om vervolgens ook een cappuccino in te schenken. Twee kinderen rennen achter de neergestreken duiven aan. De bries van de nabijgelegen Tonle Sap rivier brengt verkoeling op de reeds klamme ochtend.

Een geheime oorlog

In de jaren ’70 was de rust ver te zoeken in Phnom Penh. Amerikaanse bommenwerpers bestookten het Cambodjaanse platteland met meer explosieven dan alle geworpen bommen van de Tweede Wereldoorlog bij elkaar. Ze noemden de operatie in officiële kringen ‘Operation Menu’ maar oorlogsveteranen kenden het offensief voornamelijk als The Secret War. De Verenigde Staten hadden strikt gezien slechts de oorlog verklaard aan Vietnam, maar bombardeerden Cambodja uit angst voor een verdere verspreiding van het communisme. De luchtaanvallen waren onderdeel van de Amerikaanse Containment Politiek tijdens de Koude Oorlog: kostte wat kost wilden ze het communisme (en Rusland) een halt toe roepen.

De opkomst van een gewelddadig regime

De bevolking van Cambodja leed zwaar in deze onzekere jaren van eindeloze bombardementen en groeiende guerilla-aanvallen van de Rode Khmer, die de door de VS-gesteunde generaal Lon Nol wilden afzetten met als doel Cambodja om te toveren tot een zelfvoorzienende landbouwsamenleving. De Rode Khmer werden aanvankelijk dan ook met gejuich onthaald in de straten van Phnom Penh, toen zij in 1975 na een bloedige strijd binnenreden op hun imposante tanks. De blijdschap was helaas van korte duur. Luttele uren later werden de dromen van de naar vrede zoekende inwoners op ruwe wijze verstoord toen iedereen de stad op bevel van de nieuwe machthebbers moest verlaten. Dit bleek slechts het begin van een nóg gewelddadiger hoofdstuk uit de Cambodjaanse geschiedenis, dat maar bij weinigen bekend is.

‘Listen to my past, to live your future’

Ik struin over de Killing Fields, ofwel Choeng Ek, zo’n vijfentwintig minuten rijden van Phnom Penh. Net als de andere bezoekers zit ik opgesloten in mijn eigen wereld, terwijl ik met trillende vingers de nummers van mijn audio-tour intoets. Keer op keer ben ik verbaasd over de veerkracht van mensen en landen met een nationaal trauma: hoe er op het eerste gezicht niets te merken is van al het drama dat zich zo kort geleden afspeelde op de nu vanzelfsprekend levendige straten. Hoe mensen lachen, karaoke zingen en genieten van kokoscurry en gefrituurde kip, terwijl ze ooit zelf dwangarbeider waren en bijna allemaal familieleden en vrienden hebben verloren. Zou ik die veerkracht ook hebben, het vermogen om altijd weer door te gaan? De laatste boodschap van mijn audio-tour luidt: ‘Listen to my past, to live your future. You will now be part of my story and pass it on, so this will never happen again.’ Ik denk aan Srebrenica, Rwanda, de Rohingya’s in Myanmar, Syrië, Palestina en slik.

Leven en sterven onder het  bewind van de Rode Khmer

Het hartverscheurende verhaal van Loung Ung in haar biografie ‘First They Killed My Father is een pijnlijk verslag van het leven onder de Rode Khmer, dat voornamelijk bestond uit vluchten, dwangarbeid verrichten en constante angst. Het dragen van een bril, kennis van de Franse taal of het bezitten van geld, konden genoeg reden zijn om ten prooi te vallen aan de moordpraktijken van de soldaten, die op hun beurt vaak weer gedwongen werden in dienst te treden.

Voedsel werd ingezet als wapen. Wie niet hard genoeg werkte of de Angkar – het almachtige systeem – teleurstelde, werd stelselmatig uitgehongerd. Zelfs een appel plukken of een maïskolf roosteren werd gezien als diefstal en zodoende zwaar bestraft. In ruim drie jaar tijd stierf pakweg een kwart van de Cambodjaanse bevolking door honger, uitputting en geweld. De schattingen van het aantal doden lopen uiteen van 800.000 tot 3 miljoen.

Op Choeng Ek en Tuol Sleng in Phnom Penh worden de overledenen vandaag de dag herdacht. Pol Pot zelf, de leider van de Rode Khmer, werd nog tot 1991 gezien als leider van Cambodja. Ook al werd hij in 1978 door de Vietnamezen verjaagd naar de jungle, weigerden grootmachten als de VS en Frankrijk een nieuw Cambodjaans bestuur te erkennen. Pas na het tekenen van het vredesakkoord in Parijs in 1991 kon het herstel worden ingezet na decennia van onrust en burgeroorlog. Pol Pot werd nooit berecht en overleed op het Cambodjaanse platteland in 1998. De weg naar rechtvaardigheid is lang; het verwerkingsproces nog langer.

En nu

Toch gaat het beter met Cambodja. Hoge groeicijfers door de textielindustrie en de reisbranche trekken het land uit een economisch benarde positie. Het toerisme is de laatste jaren enorm toegenomen. Jaarlijks bezoeken miljoenen reizigers het Zuidoost-Aziatische land om de tempels van Angkor Wat te bewonderen, te relaxen op bounty-achtige stranden en eerbied te tonen aan de slachtoffers van de Rode Khmer op de zogenoemde Killing Fields. Cambodja is authentiek, minder ontwikkeld dan haar buurlanden, maar daardoor juist ook avontuurlijk, vernieuwend en goedkoop. Tot mijn verbazing lachen de inwoners veel en koesteren ze weinig wrok jegens de Verenigde Staten. Ook hier leeft The American Dream ondanks de jarenlange bombardementen. Het leven gaat door. De jeugd spreekt geen Frans, maar Engels. Bedrijvigheid is er alom en de eerste vierbaansweg verbindt Siem Reap met Phnom Penh. Ondanks diepe littekens lijken de Cambodjanen voorzichtig weer te dromen, van een geweldloze toekomst en een veiliger land voor hun kinderen.

Hopelijk zal de wereld uiteindelijk van hun verhaal leren, opdat we allemaal een liefdevolle toekomst veiligstellen: een mooi voornemen voor 2018.

Bronnen:
*Ung, L. 2001. First they killed my father. London: Transworld Publishers Ltd
*Ray, N. 2016. Cambodia. London: Lonely Planet.
*Audio-tour Choeng Ek
*Audio-tour Tuol Sleng
*Film ‘The Killing Fields’ (1984)
*Film ‘ First They Killed My Father’ (2017)
*historiek.net
*www.niod.nl/nl/de-genocide-cambodja/genocide-cambodja-1975-1979

Uitgelichte afbeelding:  De religieuze en toeristische trekpleister van Cambodja: Angkor Wat. Na het bewind van de Rode Khmer kreeg deze prestigieuze bezienswaardigheid zelfs een plekje op de Cambodjaanse vlag © Zinzi Zegers.

Zinzi Zegers
Zinzi Zegers studeerde Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verkent sindsdien de wereld als aspirant journalist, fotografe en reisbegeleidster. Ze woonde onder meer ruim drie jaar in Oeganda, waarover ze schrijft op haar website sprekendebeeldenblog.wordpress.com.