Een persoonlijk portret van Rwanda: Leven tussen littekens en hoop

Murambi, Rwanda

‘Hij heeft dagenlang in een doos gezeten.’ De succesvolle ambtenaar voor me kijkt me vriendelijk aan. Hij draagt een zwart pak en felrood strikje. Zijn haar is kortgeknipt en zijn tanden glanzend wit. Hij kijkt niet weg wanneer er meer gruwelijke details uit zijn verleden worden verteld aan een toevallige bezoekster in de gedaante van mijzelf.

‘Zijn tantes zijn stuk voor stuk omgekomen en dat terwijl ze niet eens Rwandees waren. Hij woonde op de grens met Oeganda, maar niemand wist waar die precies was. Kabale is immers heuvelachtig en markeringen zijn er niet. Het was een kwestie van op de verkeerde plaats, op het verkeerde moment.’

Geen houding

Ik weet mezelf geen houding te geven. Ik kan me moeilijk voorstellen dat zijn leven zo anders begon dan het mijne, terwijl we hier nu zo vanzelfsprekend tegenover elkaar op kantoor zitten. Ik denk niet dat hij liegt of indruk wil maken, maar de stoïcijnse manier waarop het nieuws aan me verteld wordt – alsof het de laatste kantoorroddel is, geeft me een ongemakkelijk gevoel – Ik ‘mis’ zijn hardheid. Veiligheid was voor mij immers altijd een gegeven, geen verworvenheid.

“Ik denk terug aan enkele jaren geleden, toen we in Murambi bij de technische school stonden, waar naar schatting vijftigduizend Tutsi’s en gematigde Hutu’s vermoord werden tijdens de genocide van 1994 te midden van het sprookjesachtige, glooiende landschap” (Hitchcott 2009).

De slachtoffers trokken hier naartoe na valse oproepen van bestuurders: de school zou een veilige haven zijn, zo vertelde gids Jimmy.

If you had known me

Hun lichamen liggen er nog steeds: kale lichamen met plukken haar. Ze hadden allemaal hun eigen verhaal, waren allemaal iemands moeder, dochter of broer. De hele setting was plastisch, bijna onwerkelijk, terwijl onze gids opmerkingen maakte als: ‘Hier stonden de Fransen te volleyballen. Ze wisten wat er binnen gebeurde, maar deden niets.’ Hij had de genocide overleefd, als enige van zijn gezin. Nu stond hij dagelijks de gruwelen te vertellen die hen waren overkomen. En waarom? Alleen propaganda en allesvernietigende angst leken het gebeurde in perspectief te plaatsen, al waren dit slechts uitwassen van reeds langer sluimerende beweegredenen (Fullerton, Steward & Morgan 2012). Op de muur stond de tekst gekrabbeld: “If you had known me, and if you truly knew yourself, you would not have killed me.”

Te lichte straffen

Op weg naar Kigali zag ik op een maandagochtend een stoet mannen van inmiddels middelbare leeftijd gekleed in oranje overalls met pikhouwelen. Ze werden ingesloten door verschillende bewakers. Zij waren de moordenaars van een generatie: soms uit angst of aangeleerde overtuiging, soms omdat ze hun eigen leven hadden verkozen boven een zekere dood. De blikken in hun ogen waren leeg, terwijl ze langzaam naar de cassave velden marcheerden om hun plicht in te lossen. Om iets “goed te maken” dat niet goed te maken valt, zoals Josephine zegt in haar ooggetuigenverslag, dat gemaakt werd door World Vision. Om “sorry” te zeggen, ook al betekent het progressieve Gacaca rechtssysteem, waarbij gemeenschappen zelf opzoek gaan naar gerechtigheid en vergeving, voor sommige nabestaanden slechts te lichte straffen (Fullerton, Steward & Morgan 2012) . Jaren later hoorde ik in Oeganda dat de gevangenis van deze mannen in oranje overalls in brand was gestoken. Iemand had voor eigen rechter gespeeld, was de conclusie van mijn Rwandese buurvrouw. Ze leek allerminst aangeslagen.

Niemand die ingreep

Iedereen in Rwanda, van twintig jaar of ouder, heeft wel een familielid dat of gemoord heeft of vermoord werd. De genocide van 1994 is een nationaal trauma van enorme proporties. De buitenwereld greep niet in, ondanks de aanwijzingen dat de rebellenbeweging Interhamwe bloedig zou toeslaan.

Het Interhamwe was mede ontstaan vanwege woede over de gemaakte etnische scheiding tussen Hutu’s en Tutsi’s door de Belgische koloniale machthebbers en bewapend en getraind door onder meer de Fransen. In minder dan honderd dagen werden naar schatting tussen de 500.000 en 1.000.000 Tutsi’s en gematigde Hutu’s vermoord (UN 1994) . De pijnlijke quote uit de film Hotel Rwanda (2004) waarbij eigenaar van Hotel Mille Collines Paul Rusesabagina journalist Jack vraagt, waarom niemand ingrijpt, maakt de schrijnende situatie duidelijk, wanneer hij verzucht: ‘I think if people see this footage they’ll say, “oh my God that’s horrible,” and then go on eating their dinners.’

‘We konden toch niets doen’

Het verhaal van Rwanda onderstreept nog maar eens hoe passief wereldmachten vaak reageren op menselijke tragedie, wanneer er geen hogere belangen op het spel staan [lees: olie, goud of gezichtsverlies]. En hoe makkelijk de schuldvraag daarna wordt weggewuifd. ‘Het waren Rwandezen die Rwandezen vermoorden.’ (uit de film Sometimes in April, 2005). Het beeld van ‘een mislukte staat met gewelddadige mensen, waar wij als ‘het Westen’ onze handen vanaf hadden getrokken, omdat we toch niets konden doen’ bleef al snel in het geheugen van mensen gegrift staan. Rwanda was plots geen slachtoffer, maar dader: een gevaarlijk land.

Het Rwanda van nu

Toen ik vier jaar geleden naar Rwanda ging, hadden veel Nederlanders het gevoel dat ik een oorlogsgebied ging bezoeken en constant gevaar liep. Het nieuws dat Rwanda na het rampjaar 1994 – en de voorgaande jaren van diepgaande conflicten – een enorme sprong had gemaakt, was nog niet doorgedrongen tot het grote publiek. Kennelijk kende niemand het Rwanda van VOOR 1994 en ook niemand het Rwanda van NA de genocide.

Rwanda was plotseling synoniem aan haar tragische geschiedenis, maar niet bekend om haar veelbelovende successen op het gebied van milieu: het verbieden van plastic zakken en de grootschalige overstap naar zonne-energie. Niet als het land dat een geheel nieuw model van rechtspraak invoerde of waar politieke leiders proberen sociale cohesie te vergroten door gemeenschappelijke noemers te benadrukken.

Struinend door de straten van Kigali merk ik niets van het tragische verleden op een paar monumenten na. Overal om me heen zijn mensen bezig met business. Kigali is schoon en georganiseerd vergeleken met de chaos van Oegandees Kampala.

“Littekens zijn er onomstotelijk en zullen waarschijnlijk nooit verdwijnen, maar Rwanda is zoveel meer dan de genocide. Rwanda durft. Rwanda is dapper.”

Rwanda toont veerkracht. Rwanda heeft potentie, mooie natuur, een vrij goede infrastructuur. Rwanda doet hopen, en hoop doet leven.”

Wetenschappelijke bronnen:
Fullerton, Steward & Morgan, 2012. Rwandan Stories. In: rwandanstories.org
Hitchcott, 2009. Writing on Bones: Commemorating Genocide in Boubacar Boris Diop’s Murambi. In: Research in African Literature, 40 (3).

Films:
Hotel Rwanda (2004)
Sometimes in April (2005)

Afbeelding: Murambi, Rwanda © Zinzi Zegers.

Zinzi Zegers
Zinzi Zegers studeerde Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verkent sindsdien de wereld als aspirant journalist, fotografe en reisbegeleidster. Ze woonde onder meer ruim drie jaar in Oeganda, waarover ze schrijft op haar website sprekendebeeldenblog.wordpress.com.